Algemeene Schippers vereeniging

Voor en door schippers

Verslag CCR vooroverleg 26 mei 2015

Dit vooroverleg dient ter voorbereiding van de plenaire voorjaarszitting van de CCR. De voorzitter opent de vergadering met de mededeling dat de voorzitter van de CCR-delegatie en het Hoofd Binnenvaart zijn verhinderd.

Namens de ASV zijn aanwezig Sunniva Fluitsma en Ron Breedveld. Hester Duursema (BLN-KSV), Kees de Vries (BLN-KSV) en Theresia Hacksteiner (EBU en IVR) zijn eveneens aanwezig vanuit het bedrijfsleven.

Als agenda is de agenda van de komende plenaire zitting van de CCR aangehouden.

1. Samenwerking van de CCR met de Europese Unie.
Op 3 juni a.s. zal het comité CESNI officieel worden opgericht. Het CESNI wordt opgericht als zelfstandig comité, wat inhoudt dat het niet onder de CCR of Europese Commissie zal opereren. De samenstelling zal zeer breed zijn Naast alle lidstaten van de CCR en de Europese Unie zullen ook de diverse riviercommissies (Donaucommissie, Moezelcommissie, etc.) en internationaal erkende organisaties betrokken worden bij CESNI.

Aangaande het stemrecht zal in het comité elke EU-lidstaat één stem toegekend krijgen. Als niet EU-lidstaat maar wel lid van de CCR zal Zwitserland ook één stem krijgen. Lidstaten van andere riviercommissies die geen lid zijn van de EU (bijv. Oekraïne en Servië) zullen geen stemrecht hebben. In beginsel zal men gaan werken met besluiten op basis van consensus. Wordt er geen consensus bereikt, worden besluiten aangenomen met een 2/3 meerderheid van stemmen.
Het eerste doel van CESNI zal zijn om een uniforme standaard te ontwikkelen aangaande technische voorschriften aan binnenvaartschepen in Europa. Het ontwikkelen van de standaard zal op werkgroep niveau gedaan worden door het secretariaat van de CCR. Uiteindelijk zullen de landen worden opgeroepen om in hun eigen reglementen te verwijzen naar de uniforme standaard van CESNI. Op dit moment wordt al gewerkt aan een opvolger van de EU-Richtlijn 2006/87/EG waarin een verwijzing zal worden opgenomen.

Op termijn zal ook het ROSR die verwijzing in zich krijgen. Idealiter is er op termijn in geheel Europa één technische standaard waar schepen aan moeten voldoen. Los van de verwijzing naar CESNI blijft de mogelijkheid voor landen en commissies om op bepaalde vaarwegen en/of groepen schepen aanvullende technische eisen te stellen (het ROSR heeft bijv. een hoofdstuk gewijd aan zeeschepen en Duitsland heeft de eisen voor zone 2). CESNI zal ook geen invloed hebben op de huidige overgangsbepalingen en –termijnen.

Al met al heeft de Nederlandse delegatie het idee dat de procedure tot ontwikkeling van technische voorschriften met CESNI democratischer zal verlopen dan voorheen. In 2017 zal het functioneren van CESNI worden geëvalueerd.
Over het moratorium van de CCR wordt vermeld dat de Europese Commissie deze niet zal overnemen vanwege de langere termijnen die de Richtlijn heeft voor de overgangsbepalingen. Die termijnen blijven zoals ze zijn, wat het weinig zinvol maakt om een procedure te starten voor het aannemen van een moratorium.

De ASV vraagt naar handhaving van de CESNI standaard.

In eerste instantie zal het CESNI geen klachtenprocedure hebben. Klachten over het uitvoeren van de standaard door individuele landen kan via de klachtenprocedure van de Europese Commissie worden afgewikkeld en wanneer nodig wordt door de Europese Commissie gesanctioneerd.

2. Voorschriften voor schepen die vloeibaar aardgas als brandstof gebruiken.
De voorschriften die nu zijn uitgewerkt hebben betrekking op het Rijnvaartpolitiereglement (RPR) en het Reglement Scheepvaartpersoneel op de Rijn (RSP). Het secretariaat van de CCR is nog bezig met werkzaamheden m.b.t. aanvullende technische eisen aan schepen die LNG als brandstof gebruiken. Om schepen die op LNG varen in de vaart te mogen brengen (en op de Rijn in te zetten) zal voorlopig een aanbeveling van de CCR nodig zijn.

De ASV vraagt of de eisen aan bemanning niet te overdreven is. Zit er aan het varen op LNG zoveel risico’s wat een zekere expertise vereist? Daarnaast vraagt de ASV naar het schutten van schepen die op LNG varen.

De risico’s van het varen op LNG komen voor de bemanning voornamelijk naar voren op het moment dat er gebunkerd wordt. De deskundigengroep was van mening dat een specifieke opleiding van bemanning noodzakelijk is en zal blijven. Het bunkeren gebeurt vooralsnog met vrachtauto’s. Er is nog geen regelgeving specifiek voor bunkerstations die LNG willen gaan leveren. Voor het bunkeren van LNG wordt door het secretariaat van de CCR een speciale checklist opgesteld.

Voor wat betreft het schutten is het zo dat er een gewenst drukbereik is in de LNG-tanks aan boord. Als er te weinig verbruik is en de natuurlijke opwarming van de LNG zorgt voor een drukverhoging in de tanks waardoor gas moet worden afgelaten. Het voorschrift is nu dat de schipper moet beoordelen of dit aflaten kan gebeuren tijdens het schutten. Is dit niet het geval, kan een schip dat op LNG vaart schutten zoals gebruikelijk.

3. Relingen.
V.w.b. de relingen blijft Duitsland op het standpunt de meeste verdrinkingsdoden had kunnen voorkomen. Duitsland zegt geen gegevens te hebben die het standpunt onderschrijft. Duitsland had/heeft een relingplicht sinds de jaren ’60 en de statistieken laten een sterk dalende trend zien in het aantal verdrinkingsdoden in Duitsland. De Nederlandse statistieken laten dezelfde trend zien, maar Nederland heeft nooit een relingplicht gehad.

4. Economische aspecten.
Er liggen in de plenaire zitting documenten voor over de economische ontwikkeling waarover besloten zal worden of de delegaties zich daarin kunnen vinden.

5. Schipperspatenten en bemanning
Het delegatielid dat zitting heeft in desbetreffend comité is niet aanwezig. Het secretariaat heeft ook de bijbehorende documenten niet toegestuurd.

De ASV merkt op dat overleggen over een onderwerp wel heel lastig wordt als er geen documenten zijn en ook geen personen die weten waar het over gaat.

De EBU heeft een algemene opmerking dat er weinig schot zit in het herzien van de bemanningsregels door de CCR. 5 november jl. is er een bijeenkomst geweest over het onderwerp, maar van een vervolg is nog geen teken.
Het ministerie geeft aan dat de meeste lidstaten geen herziening willen en alleen wat kleine aanpassingen willen doorvoeren. Met name Duitsland heeft die houding. Van belang is dat de brancheorganisaties aandacht vragen voor herziening bij de ministeries van de andere lidstaten.

6. Verkeersregels en informatiediensten voor de binnenvaart op de Rijn
Met vermelding dat ingezien wordt dat er op dit moment weinig aan gedaan kan worden merkt de ASV op dat de AIS-verplichting voor problemen zal blijven zorgen. Het repareren en eventueel huren van een AIS-apparaat gaat gepaard met hoge kosten nu die binnen 48 uur gerepareerd moet worden door de verplichting. Ondertussen wordt er wel gepleit voor een uitzondering voor de containervaart. Moet er dan ook een uitzondering komen voor de passagiersvaart. Die mogen ook geen vertraging oplopen in verband met claims.

Volgens het ministerie is het zaak dat de sector de problemen goed documenteren om later eventueel zaken in de AIS-verplichting te wijzigen.

7. Vraagstukken in verband met de Rijn als vaarweg
EBU vraagt naar de voortgang van het overleg met energiebedrijf EDF, beheerder van de sluizen op het Grand Canald’Alsace. Het gaat voornamelijk om de stremmingen van de sluizen i.v.m. onderhoud en reparatie.

Het ministerie is gaan graven in archieven en is daarbij gestuit op een verdrag behorende bij het Verdrag van Versailles uit 1919 waarin Frankrijk veel rechten heeft verkregen over het Duitse deel van de Rijn in de Elzas. Daaruit zou blijken dat het Franse energiebedrijf geen verantwoording hoeft af te leggen bij de CCR over het stremmen van de sluizen.

De ASV vraagt naar de voortgang van verwijdering van de brugpijler in Wesel. De werkzaamheden zijn nu een groter obstakel dan dat de pijler zelf was.

De aannemer heeft zich verkeken op de sterkte van de fundering van de pijler. Men hoopt eind van het jaar klaar te zijn met de werkzaamheden.

De ASV merkt nog op dat het niet helpt als de werkput bij iets hoger water dan normaal onder loopt en de werkzaamheden moeten worden gestaakt. 

8. Begroting en beheer.
De bijdragen aan de CCR door de lidstaten zijn al lange tijd gelijk (€ 500.000 per jaar per lidstaat). Het secretariaat krijgt echter meer werkzaamheden. Vanuit de Europese Commissie komt echter een bijdrage van 3,5 miljoen euro voor werkzaamheden in het kader van CESNI.

9. Rondvraag.
Kees de Vries vraagt namens BLN-KSV aan het ministerie om semiautomatisch varen op te pakken.. Op de weg zet de minister in op automatisch rijden en semiautomatisch varen is iets waar de minister voor de binnenvaart in de toekomst op in moet zetten.

Voor nu vraagt het ministerie zich af hoe Kees de Vries dat voor zich ziet. Als Nederland er in de CCR over zou beginnen wil Duitsland daar gelijk een pakket regelgeving voor maken waar niemand op zit te wachten.

10. Afsluiting.
De voorzitter sluit het overleg af met de melding dat we 4 juni welkom zijn op het SS Rotterdam voor de feestelijke viering van het 200-jarig bestaan van de CCR.
De ASV merkt op nooit een uitnodiging ervoor te hebben gehad.

Ron Breedveld.
26-05-2015