Algemeene Schippers vereeniging

Voor en door schippers

Special beroepskwalificaties

(Deel 2)

Wat doet u voor werk? Het is een veel gestelde vraag in de wereld. Als iemand dan in de Europese binnenvaart werkzaam is zal daar echter een variëteit aan antwoorden op komen; schipper, 1e kaptein, 2e kaptein, stuurman (met of zonder vaarbewijs, volmatroos, matroos, lichtmatroos, deksman enz. En dat is alleen al in Nederland. In het grote Europa is er een woud aan kwalificaties, bekwaamheidseisen en opleidingen. Elk land (alsmede de Europese Commissie en de diverse riviercommissies) heeft het op hun eigen wijze ingevuld.

De Europese Commissie heeft de wens om op het gebied van beroepskwalificaties één Europese binnenvaartmarkt te realiseren. Dat is op geen enkel onderwerp een makkelijke klus en dat blijkt ook wel uit de studie die Panteia heeft uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie (DG MOVE). Het rapport samen met de probleemanalyse telt 340 pagina’s, in het engels. Beide zijn te vinden op de website van de ASV.

De ASV vindt het van belang dat de binnenvaart op de hoogte wordt gebracht van de inhoud van deze studie. Aangezien het een dik rapport is met een diversiteit aan onderwerpen behorende bij beroepskwalificaties, zal deze special worden opgesplitst in drie delen. In dit tweede deel wordt ingegaan op de erkenning van kwalificaties binnen Europa.

Erkenning van kwalificaties in de Europese binnenvaart

Anders dan bij het groot rijbewijs en chauffeursdiploma (tegenwoordig Code 95) zitten er in de diverse regelgeving met betrekking tot beroepskwalificaties voor de binnenvaart in Europa verschillen. Buiten de Europese Richtlijn 96/50/EG kunnen Lidstaten van de EU het voor hun eigen wateren grotendeels zelf invullen, dan wel bestaat er regelgeving vanuit een van de riviercommissies.
In het onderzoek van Panteia spreekt men van:

RI 96/50/EG (EU)
Reglement voor Scheepvaartpersoneel op de Rijn (CCR)
Nationale regelgeving in de Lidstaten (MS)

Minimum leeftijd behalen vaarbewijs

Om in het bezit te komen van een groot vaarbewijs moet een persoon een bepaalde leeftijd hebben bereikt. In de EU-richtlijn is deze leeftijd vastgesteld op 21 jaar. Deze leeftijd geldt eveneens voor het Rijnpatent (CCR). Lidstaten van de EU kunnen van de richtlijn afwijken en op nationaal vlak de leeftijd van 18 jaar hanteren als minimum. Deze afwijking kennen alleen Nederland, België en Frankrijk. Zodoende is het mogelijk voor een 18-, 19- of 20-jarige met een groot vaarbewijs alleen toegestaan in deze drie landen te varen als schipper.

Mocht in de toekomst de EU geen afwijkingen meer toestaan heeft Panteia berekent dat de instroom van nieuwe schippers zal dalen met;

6% in Nederland
7,8% in België
4,6% in Frankrijk

In absolute aantallen gaat het om 10-11 personen per jaar.

De instroom van nieuwe schippers zal stijgen wanneer meer Lidstaten (bijv. Duitsland) afwijken van de richtlijn en de minimumleeftijd van 18 jaar invoeren.

Benodigde ervaring voor schipper

Richtlijn 96/50/EG kent een regime waarin vier jaar vaartijd als dekbemanning wordt vereist, met de mogelijkheid tot een reductie van max. 3 jaar.
Een reductie kan verkregen worden door:

Een erkend diploma dat aantoont dat er een erkende training in navigeren is gevolgd. De reductie mag niet meer zijn dan de duur van de training.
Het met succes afronden van een praktijkexamen. In dit geval is het afgegeven certificaat alleen van toepassing op schepen die dezelfde karakteristieken als het examenschip.

De CCR vereist van schippers op de Rijn eveneens 4 jaar vaartijd (180 dgn. Is 1 jaar) en daarbij ook minimaal twee jaar vaartijd als matroos of één jaar als volmatroos. Een reductie van maximaal twee jaar is ook bij de CCR mogelijk op basis van een behaald diploma. Een reductie middels een praktijkexamen kan niet bij de CCR.

Panteia heeft drie opties onderzocht om te komen tot één regime in Europa. De Richtlijn op van de EU wordt ook van kracht op de Rijn, Europa adopteert de regelgeving van de CCR, of er komt een nieuwe (nog te ontwikkelen) systematiek op basis van competenties. Bij de laatste optie kan bijv. de minimale vaartijd worden gezet op 1 jaar in combinatie een theorie- en praktijkexamen (en/of op een vaarsimulator.

Voor aankomende schippers is op dit moment het regime van de EU beter omdat, daarin 1 jaar vaartijd voldoende is na afronding van een opleiding (bij de CCR is dit 2 jaar). Ook bedrijven die schippers nodig hebben ondervinden problemen door de huidige regimes omdat, er 1 of 2 jaar vaartijd vereist is voordat een bemanningslid kan doen waarvoor hij is opgeleid. Alhoewel het nog ontwikkelt dient te worden kunnen de genoemde probleempunten worden opgelost door de systematiek op basis van competenties.

Medische keuring na behalen vaarbewijs/patent

Er zitten verschillen in de leeftijden en intervallen waarop schippers een medische keuring moeten ondergaan. Zo is de eerste medische keuring in EU-verband bij 65 jaar, terwijl dit bij de CCR bij 50 jaar is. Vervolgens moet een schipper bij de CCR elke vijf jaar worden gekeurd (55 en 60 jaar) en in beide gevallen elk jaar na de 65 jaar.
Voor het harmoniseren van de keuringsleeftijden zijn er drie scenario’s.

De CCR volgt de Richtlijn en schaft de vijfjaarlijkse keuring na 50 jarige leeftijd af (zo ook die bij 50 jaar)
In navolging van de CCR voert de EU de eerste keuring bij 50 jaar met een interval van vijf jaar tot en met 65 jaar.
Een voorstel van Nederland wordt ingevoerd waarin medische keuringen moeten worden ondergaan op 60-, 65-, en 70-jarige leeftijd, en na 70 jaar oud elke twee jaar.

In het onderzoek zijn de effecten van deze drie scenario’s nader bekeken. Ten aanzien van het aspect veiligheid blijkt uit ongevallenstatistieken en enquêtes dat per schipper per jaar het aantal ongevallen stijgt naarmate de leeftijd vordert.

Grafiek: ongevallen per jaar / per schipper in 2012.

Een ander aspect wat is bekeken zijn de kosten voor de sector van de medische keuringen. Hierbij is rekening gehouden met de praktijksituatie dat schippers nog regelmatig worden ingezet ook al is de pensioenleeftijd al gepasseerd. Wat het effect is van de drie scenario’s op deze twee aspecten wordt weergegeven in onderstaande tabel:


Wederzijdse erkenning vaarbewijzen en kwalificaties.

Sinds het van kracht worden van Richtlijn 96/50/EG is de wederzijdse erkenning van elkanders vaarbewijzen onder de Lidstaten van de Europese Unie sterk uitgebreid. Althans, voor wat betreft de Lidstaten die onderdeel zijn van het Europese netwerk van binnenwateren.


Ook de CCR en Donaucommissie erkennen vaarbewijzen van landen die geen lid zijn van de betreffende commissie. De Donaucommissie erkent alle vaarbewijzen van de EU-Richtlijn en heeft daar Zwitserland, Oekraïne, Moldavië, Servië en Rusland aan toegevoegd van buiten de EU. Op de Rijn worden eveneens alle vaarbewijzen vanuit de Richtlijn erkent, met uitzondering van Frankrijk en Kroatië. In het geval van Frankrijk valt dit te wijten aan het dit dat dit land (slechts) 400 vaardagen eist. Hierdoor vallen 638 schippers buiten de erkenning van de CCR.

De erkenningen kunnen nog verder worden uitgebreid met de vaarbewijzen van Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk. Het aantal vaarbewijzen wat onder de Richtlijn valt wordt daarmee verhoogd met circa. 1600 stuks.

Zoals bekend is er variëteit aan functies onder die van schipper. In het kader van het onderzoek zijn de functieomschrijvingen van de volgende autoriteiten onderzocht:

  • De UNECE
  • De CCR
  • De Donaucommissie
  • De Savacommissie
  • Oostenrijk
  • België
  • Duitsland
  • Nederland
  • Tsjechië
  • Polen

Panteia heeft geconstateerd dat er geen grote verschillen zijn in functieomschrijvingen en de vereiste professionele kwalificaties. Het grootste verschil treedt op met Frankrijk waar slechts 2 functies worden gehanteerd, Deksman en Bootsman. De kleine verschillen kunnen echter wel tot gevolg hebben dat bijv. een persoon op de Rijn een lagere functie heeft dan op de nationale wateren. Deze problematiek kan in de toekomst op drie manieren worden opgelost:

  1. Het behouden van het huidige systeem waarbij wederzijdse erkenning van vaartijd alleen mogelijk is op multilateraal niveau.
  2. Wederzijdse erkenning van kwalificaties op EU-niveau zonder harmonisatie van functieomschrijvingen.
  3. Europees harmoniseren van kwalificaties en functieomschrijvingen + de introductie van een minimale standaard hieromtrent (EU-regelgeving)

Introductie beperkt vaarbewijs kleine schepen

In het rapport van Panteia wordt een voorstel gedaan om op Europees vlak (Richtlijn) een groot vaarbewijs in te voeren waarmee het een schipper alleen is toegestaan een schip te besturen tot 40 meter lengte. De invoering van een dergelijk vaarbewijs moet het makkelijker maken om na het afronden van een opleiding en/of praktijkexamen gelijk aan het werk te kunnen als schipper (zoals eerder behandeld in de special is nu 1 of 2 jaar extra vaartijd nodig).

Alleen Nederland, Frankrijk en de Savacommissie geven al beperkte vaarbewijzen uit. Een beperkt vaarbewijs in heel de EU zal het beroep van binnenvaartschipper (op een klein schip) aantrekkelijker kunnen maken. Om dit positieve effect te vergroten is het van groot belang dat de minimumleeftijd voor het vaarbewijs (eveneens eerder behandeld) verlaagd wordt.

In totaal zijn er 1983 schepen in Europa met een lengte tussen de 20 en 40 meter, waarvan 802 passagiersschepen. Uitgesplitst per land:


Tot slot

In dit deel van de driedelige special zijn bij de diverse onderwerpen een aantal mogelijkheden, opties, scenario’s en maatregelen genoemd op basis waarvan de Europese Commissie beleid kan maken. De ASV is echter meer benieuwd naar uw mening over de behandelde onderwerpen.

Wat is uw mening over:

De minimum leeftijd voor het behalen van een vaarbewijs
De benodigde ervaring om schipperte worden
De medische keuring na het behalen vaarbewijs/patent
De wederzijdse erkenning van vaarbewijzen en kwalificaties.
De introductie van beperkt vaarbewijs voor kleine schepen.

Uw reactie kunt u sturen naar: info@algemeeneschippersvereeniging.nl of meenemen naar de voorjaarsvergadering op 19 maart a.s.