Verantwoordelijkheid schipper wat betreft ADN goederen
Over verantwoordelijkheid schipper wat betreft ADN goederen
Van een van onze leden:
Tijdens de discussie hier in de denktank betreft palm en ADN, heb ik wat heen en weer gemaild met de Juridisch medewerker van EOC scheepsrecht en de vraag aan haar voorgelegd.
Ik heb aangeven, dat ik het vreemd vond dat de schipper verantwoordelijk gesteld kon worden (wanneer b.v. palm wordt aangeboden zonder een ADN-nummer op het charter) door b.v. een boa, als deze boa beweert dat dit wel een ADN-product is. Naar mijn mening, en zo hebben we dat ook geleerd bij de ADN-cursus volgens mij, is diegene die het aanbiedt (te beginnen bij de producent/eigenaar en dan zo verder in de keten) verantwoordelijk voor de indeling in het ADN als het om een gevaarlijke stof gaat. Dus de producent deelt de goederen in een bepaalde klasse met bijbehorend nummer in en geeft dat door aan de vervoerder en/of volgende eigenaar etc.
De bevrachter moet in dit geval dus ook weer schriftelijk geïnformeerd worden door diegene die de opdracht geeft en die moet de vervoerder dan weer schriftelijk informeren betreffende de classificatie als het om een ADN-goed gaat.
Dus als er niets aan het product wordt veranderd, blijft de eerste indeling volgens het ADN van kracht zoals die door de eerste eigenaar wordt opgegeven. En iedereen die een product met een ADN-nummer koopt of ontvangt om te vervoeren, moet zich aan de veiligheidsvoorschriften houden die volgens dat nummer (dat hij schriftelijk heeft doorgekregen) beschreven staan.
Dus in dit geval kun je de boa verwijzen naar je bevrachter. Is hij ook niet geïnformeerd, dan verwijst deze naar de opdrachtgever etc.
Nadat de EOC mij de desbetreffende artikelen van het ADN heeft toegezonden, kwam ik tot de volgende conclusie:
Uit art. 1.4.2.1 (zie de bijlage) lees ik, dat, wanneer het een ADN-goed betreft, de afzender verantwoordelijk is voor de ADN-classificatie. En indien afzender (bv. bevrachter) in opdracht van een derde handelt moet deze wanneer het om een gevaarlijk goed gaat volgens het ADN de vervoerder daar schriftelijk op wijzen etc.
Daarbij kan de schipper (art. 1.4.2.2.2) vertrouwen op de informatie die hem ter beschikking is gesteld.
Als er dus geen ADN-classificatie op het charter of opdrachtbevestiging is vermeld (en dus ook geen ADN-nummer) mag de vervoerder ervanuit gaan dat het om een niet ADN-goed gaat. Is mijn conclusie.
Pas als er een ADN-nummer aan is toegevoegd is de schipper gehouden aan de richtlijnen volgens betreffend nummer.
Het is natuurlijk altijd beter om een schriftelijke bevestiging te ontvangen wanneer men beweert, dat het geen ADN-goed is (en je twijfelt zelf als schipper), maar volgens mij kun je dat niet van een bevrachter eisen. Het is dan ook de vraag of de bevrachter dit dan ook gaat doen. Immers zou dat betekenen dat dit bij alle niet ADN-goederen geëist kan worden (bv. ook met zand en grind). En dat is onzin natuurlijk.
Het antwoord daarop was, dat deze redenering juridisch klopt. Onder voorbehoud van alle rechten, mocht ik dit ook delen met de ASV. Dus bij deze.
Mvg Fokke Wijkstra
Op de website van de ASV kunt u
HOOFDSTUK 1.4
VEILIGHEIDSPLICHTEN VAN DE BETROKKENEN downloaden