Voor en door schippers
Categoriën
Sociale Media

CCR voorbespreking

Op 23 mei 2017 vond de CCR voorbespreking plaats in Den Haag. De voorbespreking heeft tot doel de agendapunten te bespreken die bij het eerstkomende CCR overleg op de agenda staan. Niet alle agendapunten worden door de aanwezigen becommentarieerd omdat ze vaak iets beslaan als “verslaglegging” of iets dergelijks. In dit verslag over deze voorbespreking worden alleen de zaken vastgelegd die tot een besluit moeten leiden.

Economische situatie in de binnenvaart
De cijfers bij marktobservatie die de CCR hanteert lijken gebaseerd op weinig gegevens en zijn daarmee niet voldoende betrouwbaar. Gevraagd wordt de CCR daarop te wijzen zodat men door gebruik van meerdere data de data robuuster maakt waardoor men een meer betrouwbare situatieschets geeft. De CCR is zeer gekant tegen het openbaar maken van (betaalde) prijzen. Men wil wel globaal de prijsontwikkeling weergeven maar geen actuele prijzen publiceren.

Wijzigingen Rijnvaartpolitiereglement:
verplichting walstroom nemen

In talrijke steden langs de Rijn rijzen er problemen aangezien de aanwonenden zich in toenemende mate kanten tegen het lawaai en de verontreiniging die in verband met de aanwezigheid van stilliggende schepen wordt veroorzaakt.

Zonder de mogelijkheid het gebruik van met diesel aangedreven generatoren aan boord te reglementeren, wordt het moeilijk de bestaande ligplaatsen langs de Rijn te behouden en de dringend benodigde extra ligplaatsen aan te leggen, wordt ons verteld. Aangezien ligplaatsen echter absoluut noodzakelijk zijn om de veiligheid en het vlotte verloop van de binnenvaart te waarborgen, moeten maatregelen worden getroffen.

Dientengevolge hebben enkele staten het voornemen op sommige ligplaatsen een aansluiting op het elektriciteitsnet aan wal aan te leggen. In dat geval zou het ligplaats nemen uitsluitend toegestaan zijn indien de schipper zijn/haar schip op de walstroom aansluit. Die verplichting tot het gebruik van walstroom zou in de verstedelijkte gebieden aan het behoud van de bestaande ligplaatsen bijdragen.

De ASV heeft tijdens het overleg ingebracht dat het er om gaat dat er geen generatoren worden gebruikt maar dat een walstroomverplichting veel verder gaat dan een generatorverbod. Dat zou betekenen dat schippers verplicht worden te zeulen met kabels en dergelijke terwijl dat lang niet altijd nodig hoeft te zijn. Dat levert onnodige risico’s en beperking rusttijd op en dient het doel niet.

De CCR zal aan de lokale bevoegde autoriteiten een reglementair kader voorstellen, waarin zoals men zegt “zowel met de uitdagingen van de binnenvaart als met de verwachtingen van de aanwonenden rekening wordt gehouden”. Het reglementaire kader biedt de mogelijkheid een op een ligplaats verblijvend schip tot een aansluiting op walstroom te verplichten. Ter wille van een betere informatieverstrekking aan de schipper en een waarborging van uniforme tekens langs de Rijn, is een nieuw teken gecreëerd. Dat teken ziet er als volgt uit:

De wijzigingen van het Rijnvaartpolitiereglement bieden de mogelijkheid ervoor te zorgen dat dit uniforme teken langs de Rijn wordt geplaatst. Voorts is het toegestaan een bord onder het teken te plaatsen, waarmee die verplichting kan worden beperkt. Gevolg gevend aan een wens van het bedrijfsleven is het bijvoorbeeld mogelijk de verplichting niet te laten gelden voor kortstondig ligplaats nemen. Hierbij heeft de ASV gevraagd om te kijken naar een toevoeging als extra bord zoals een uitzondering voor “zelfvoorzienende” schepen naast de schepen die kortstondig ligplaats nemen. Deze gedachte kon op instemming rekenen van de aanwezigen en het voorstel zal meegenomen worden naar het CCR overleg.

De lokale bevoegde autoriteiten besluiten dus of een teken wel of niet geplaatst wordt, onder voorbehoud dat een walaansluiting aanwezig is en dat de betrokken autoriteiten het wenselijk achten een aansluiting verplicht te stellen om lawaaioverlast en verontreinigende emissies te verminderen.

De lokale bevoegde autoriteiten kunnen met het nieuwe gebodsteken B.10 de schipper informeren over die verplichting. Met een onder het teken geplaatst bord kan, een uitzondering worden ingevoerd.
wijzigingen van het Rijnvaartpolitiereglement (RPR) – meldplicht (artikel 12.01)
In artikel 12.01 van het RPR is voor bepaalde schepen een meldplicht voorgeschreven: In artikel 12.01 wordt aangegeven welke schepen aan deze verplichting zijn onderworpen, welke gegevens gemeld moeten worden, welke middelen voor deze melding gebruikt kunnen of moeten worden (marifoon, telefonisch, schriftelijk, elektronisch) en op welk moment of plaats deze melding verricht moet worden.

Het eerste doel van deze wijziging is de voorschriften van tijdelijke aard omzetten in definitieve voorschriften.

Het tweede doel van deze wijziging is de elektronische meldplicht uitbreiden tot tankschepen.

Het derde doel van de wijzigingen is de bepalingen over de riviergedeelten waar de meldplicht geldt, te vereenvoudigen en duidelijker aan te geven welke vaartuigen op bepaalde riviergedeelten van de meldplicht zijn vrijgesteld.

Het vierde doel is voorzien in de mogelijkheid om het aantal meldingen via de marifoon te beperken door het aantal plaatsen waar een gedeeltelijke melding verplicht is, te reduceren. Een schip zal niet langer verplicht zijn zich via de marifoon te melden wanneer het een verkeerspost of districtscentrale passeert. Als een land het melden op deze plaatsen wenst te handhaven, kan dit door een teken B.11 te plaatsen. Deze bepaling kan worden geschrapt dankzij de verplichte uitrusting met en het verplichte gebruik van de Inland AIS-apparatuur, waardoor de positie van een schip steeds bekend is.

Meldplicht
1. De schipper van de volgende schepen en samenstellen moet zich, alvorens de in het achtste lid bedoelde riviergedeelten binnen te varen, via de marifoon melden op het aangegeven kanaal:
schip dat goederen vervoert waarop het ADN van toepassing is;
tankschip;
schip dat containers vervoert;
schip met een lengte van meer dan 110 m;
hotelschip;
zeeschip;
schip dat een LNG-systeem aan boord heeft;
bijzonder transport als bedoeld in artikel 1.21.

TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR SCHEPEN
Omdat het CESNI een steeds grotere rol gaat spelen en daarmee argumenten een kans maken om landen (als Duitsland) te laten bewegen (hierbij geldt binnen Europa het feit dat de meerderheid bepaalt in plaats van dat een land alles kan blokkeren) is de vraag opgekomen (door de ASV gesteld) of er misschien ruimte zou zijn om de hardheidsclausule zo aan te passen dat die nu eindelijk een werkbaar wordt. De ASV heeft voorgesteld de hardheidsclausule zo aan te passen dat hij goed uit te voeren is zodat schippers dat werkelijk kunnen gebruiken. De tegenvraag van het Ministerie is, om vooral met de (nu

nog vreselijk lastige) hardheidsclausule te gaan werken. Zolang een schipper bij certificering een beroep doet op de hardheidsclausule moet er een (tijdelijk) certificaat afgegeven worden. ILT is degene die als tussenpersoon functioneert en die heeft de aangevraagde hardheidsclausules tijdenlang niet behandeld. Nu is het idee dat als er veel aanvragen worden gedaan men het systeem zal versimpelen.

Wellicht een onderwerp voor de volgende ASV vergadering?

Sunniva