Rusttijden in de binnenvaart
EINDE AAN BOETES NA TERUGZETTEN IN EXPLOITATIEWIJZE
op de site van van Dam en Kruidenier advocaten lezen we:
Met enkele recente uitspraken van de Raad van State is een einde gekomen aan de werkwijze van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) om de rusttijden in de binnenvaart te beboeten op basis van de feitelijke samenstelling van de bemanning en niet op basis van de gehanteerde exploitatiewijze.
Die werkwijze houdt het volgende in. Een schip vaart in exploitatiewijze B (continuvaart). Tijdens een controle wordt geconstateerd dat de voor die exploitatiewijze voorgeschreven minimumbemanning niet aan boord is. Voor die onderbemanning en/of onderkwalificatie wordt een forse boete opgelegd. Vervolgens beoordeelt ILT, in het kader van de controle op naleving van de rusttijden, welke exploitatiewijze past bij de wel aanwezige bemanning. Dat is dan, logischerwijze, exploitatiewijze A2 (semi-continuvaart) of exploitatiewijze A1 (dagvaart). In die exploitatiewijzen moet de ononderbroken rusttijd van zes respectievelijk acht uren buiten de vaartijd worden genoten. Omdat er in exploitatiewijze B vanzelfsprekend niet buiten de vaartijd kan worden gerust (het schip vaart continu), is in zo’n geval steeds sprake van overtreding van de rusttijden, zelfs als de bemanningsleden het voorgeschreven aantal uren rust genieten. Ook daarvoor ontvangen zowel de werkgever als de gezagvoerder hoge boetes.
Die praktijk stuit in de binnenvaart op groot verzet en wordt als een onaanvaardbare dubbele beboeting ervaren: eerst een boete wegens onderbemanning of onderkwalificatie op basis van de in het vaartijdenboek genoteerde exploitatiewijze B, om vervolgens in exploitatiewijze te worden teruggezet naar A2 of A1 en te worden beboet wegens het niet in acht nemen van de voor die exploitatiewijzen toepasselijke rusttijden. En dat terwijl (hoogstwaarschijnlijk) geen sprake zou zijn van overtreding van de bemanningsvoorschriften indien ook bij de toetsing daarop van exploitatiewijze A2 of A1 was uitgegaan.
Namens een aantal beboete werkgevers en gezagvoerders heeft Marius van Dam deze werkwijze met succes aangevochten. Op 29 maart jl. heeft de Raad van State geoordeeld dat voor die werkwijze een wettelijke grondslag ontbreekt. Er is alleen sprake van een overtreding als een gedraging strijdig is met een voorschrift dat op de wet is gebaseerd. Een straf (in dit geval: een bestuurlijke boete) mag slechts worden opgelegd indien de overtreding en de straf bij of krachtens een aan de verweten gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven. Kort gezegd: geen strafbaar feit en geen straf zonder voorafgaande wet (legaliteitsbeginsel). Niet de samenstelling van de bemanning, maar uitsluitend de exploitatiewijze is blijkens de regelgeving bepalend voor de rusttijden van de bemanning. De samenstelling van de bemanning is ook niet bepalend voor de vraag welke exploitatiewijze van toepassing is. De werkwijze van ILT is gebaseerd op de door haar gehanteerde Werkinstructie rusttijden binnenvaart, maar die niet gepubliceerde Werkinstructie is geen wettelijk voorschrift.
Boetes voor het overtreden van de rusttijden mogen dus niet langer worden opgelegd op basis van een fictieve exploitatiewijze die is afgeleid van de feitelijk aanwezige bemanning. De werkelijk gehanteerde exploitatiewijze is beslissend. Dat bespaart de binnenvaart flink wat boetes.
GESCHREVEN DOOR PETER VAN DAM OP 12 APRIL 2017.