Voor en door schippers
Categoriën
Sociale Media

Het binnen Nederland aan de orde stellen van deze problematiek (2 a)

Het onderwerp “geluidseisen”

Brief aan de Rijnvaartcommissarissen betreffende de geluidseisenproblematiek

Met document CESNI/PT (16) 40 heeft de Nederlandse delegatie CCR een aantal opties geschetst om een vervolg te geven aan de regelgeving voor geluidsemissies van bestaande schepen.

In eerste instantie lijkt het erop dat het Ministerie I&M meedenkt met de eigenaars van binnenvaartschepen waarbij de kiel gelegd is voor 1976 in verband met de geluidseisen. Zo schrijft de Nederlandse delegatie:

Onder voorwaarden toestaan van beperkte overschrijding

Vervolgens lijkt het of er een versoepeling voor deze categorie schepen wordt voorgesteld.

De Nederlandse delegatie stelt namelijk voor om voor bestaande schepen een afwijkende geluidsnorm te introduceren.

Maar uiteindelijk is duidelijk geworden dat ALLEEN de categorie oudere schepen vanaf 2020 onderworpen zullen worden aan een proefvaart om aan geluidseisen te voldoen.

Wij zien dus dat ALLEEN de categorie schepen van voor 1976 vanaf 2020 (ombouw)maatregelen moeten treffen om het geluidsniveau te verminderen en waarbij daarna een nieuwe proefvaart met meting van het niveau van de geluidsdruk moet plaatsvinden.

Op onze vraag waarom nou juist die categorie waarvan men weet dat die niet voldoen als eerste “aan de beurt is”, kregen we als antwoord dat daar geen meetgegevens van zijn. Maar tegelijkertijd weten we allemaal dat die geluidsproblemen sectorbreed liggen dus maakt het kennelijk niet uit of er wel of geen meetgegevens zijn.

In strijd met de aangenomen moties

Keer op keer meldt het Ministerie dat men de aangenomen moties (Graus, Smaling etc.) waarin de Kamer de Minister opdraagt de oudere, kleinere schepen te vrijwaren van de CCR eisen niet KAN uitvoeren omdat Duitsland dwars zou liggen etc. Nu Duitsland zelf aangeeft dat dit geen schip de kop mag kosten merken wij op dat het Ministerie dat helemaal niet gebruikt om deze kwetsbare groep (oudere schepen) van onhaalbare regelgeving zoals de geluidsnormen zijn te vrijwaren en daarmee de diversiteit van de vloot te ondersteunen

Sterker, Nederland is het land dat nu juist die groep schepen (tenslotte zijn bijna alle kleine schepen gebouwd voor 1976) als eerste confronteert met proefvaarten en grote investeringen waarbij men geen idee heeft waar dit toe zal leiden. Dat nemen wij het Ministerie kwalijk. Zij weet namelijk als geen ander:

Niet alle oude schepen zijn klein, maar (bijna) alle kleine schepen zijn wel oud. ERGO: dit is de doodsteek voor de kleinere schepen en daarmee voor de diversiteit van de vloot

Schippers en bonden tegen elkaar uitgespeeld

Bij dit alles dient opgemerkt te worden dat de ASV deze manier van handelen vanuit het Ministerie ervaart als het ervoor zorg dragen dat groepen schippers en bonden tegen elkaar uitgespeeld worden. Want wat is de reactie van andere bonden tijdens het OTNB hierop?

“Laten we dit maar doorvoeren anders heeft de hele sector de consequentie dat ze per 2020 aan deze proefvaarten en eisen moeten voldoen.”

Oftewel: we offeren de oudere (en vooral veel kleinere) schepen hieraan op om een ander (eigen) belang te dienen.  Terwijl we allemaal weten (zie de rapporten en verslagen) dat geen enkel van de geteste schepen aan de eisen konden voldoen. Ook de nieuwe schepen konden er niet aan voldoen.

Alleen de bond Nautilus heeft aangegeven dat dit tot rechtsongelijkheid zou leiden, en dat terwijl het met terugwerkende kracht opleggen van nieuwbouweisen op bestaande schepen door de CCR werd gedaan met het argument dat er sprake zou zijn van rechtsongelijkheid als het ene schip aan meer (andere) eisen zou moeten voldoen dan het andere.

Beperkte ontheffing bijna onmogelijk

Als wij vervolgens lezen op welke wijze dan een beperkte ontheffing verkregen kan worden moet de conclusie zijn dat men het de eigenaars heel moeilijk zo niet onmogelijk maakt hieraan te voldoen.

Op blz. 4 onderaan van a/cesnipt16_66nl verwijst men naar het K+V-advies van 2011, waarin de gevolgen van het beëindigen van de overgangstermijnen worden omschreven. Zonder daarbij het stapelingseffect te onderkennen. Het was beter om naar het Duitse rapport van 2003 te verwijzen. Dat is veel overtuigender.

Rechtsongelijkheid

Uit het voorstel kunnen wij lezen dat de schepen van voor 1976 een proefvaart moeten ondergaan, terwijl op een andere plek staat, dat schepen vanaf 1976 gebouwd werden, in theorie voldoend aan de eisen, maar dat het nooit gecontroleerd werd. (Waarbij er op de werven geen deskundigheid aanwezig was op dat vlak). Dat geeft dus onaanvaardbare rechtsongelijkheid. Waarbij het niet het streven moet zijn, om die schepen vanaf 1976 ook maar aan de test te onderwerpen, maar alle aangedragen argumenten overziend, er een overvloed aan redenen is om terug te keren naar N.V.O.

Er is eigenlijk nog geen enkel zinnig argument aangedragen om de eisen zo scherp te stellen.

Nautilus maakte in ieder geval nog de opmerking dat het Ministerie er wel rekening mee moet houden dat het zomaar kan dat er schippers kunnen zijn die dit gerechtelijke ongelijkheid vinden en dit kunnen gaan aanvechten.

Het voelt alsof deze groep het wisselgeld is om de rest van de vloot te ontzien.

(alweer) In strijd met uitgangspunten CCR

Als de CCR functioneert in strijd met haar eigen uitspraken (in een rapport “het schip van de toekomst”staat tenslotte dat het niet zo mag zijn dat hele segmenten van de vloot extra zwaar getroffen mogen worden. Bovendien schrijft over dit onderwerp Duitsland specifiek dat geen bedrijf daardoor verloren mag gaan) vindt de ASV dat de Nederlandse delegatie daar de CCR op moet aanspreken. In plaats van constant tegen ons zeggen dat de CCR nu eenmaal niet zouden willen.

De vraag welke rol de Nederlandse delegatie hierin speelt is ook aanwezig. In ieder geval is ons duidelijk gezien de uitspraak van het Ministerie in 2016 (zie eerste deel van dit stuk) dat het ministerie zelf graag wil dat er vooral veel geïnvesteerd wordt door schippers, of het nu mogelijk is of niet.

Conclusie

Het Ministerie heeft aan de ASV gevraagd om met een oplossing te komen als de ASV het niet eens is met dit voorstel. De ASV heeft eerder een schrijven uit doen gaan over wat zij vindt over dit onderwerp. Dat schrijven voeg ik weer bij deze tekst.

Onze uitgangspunten en onze stellingname blijven ongewijzigd. Onze oplossing (OVN) werd en wordt terzijde geschoven als onbespreekbaar. Ook de hele simpele oplossing van de oordopjes (in de slaapkamers) zoals ook (wederom) is aangedragen op het OTNB overleg door BLN lijkt onbespreekbaar te zijn. Waarom is totaal onduidelijk (omdat het niet controleerbaar is of iemand die dopjes indoet, maar dat is in wel meer gevallen zo, er is ook nog iets als eigen verantwoordelijkheid, en we hebben het over de privésfeer, de slaapkamer tenslotte).

Wat betreft de oordopjes lijkt het betuttelend en dus belachelijk maar gewoon oordopjes verplichten wanneer je niet aan de geluidseisen  voldoet is verreweg de goedkoopste oplossing. Gewoon een doosje oordopjes op het nachtkastje en je bent klaar.  En vreemd is het niet er zijn ook mensen die met oordopjes slapen omdat de partner snurkt. Wat betreft de controle: er wordt nooit gecontroleerd of men wel de gehoorbescherming draagt als men de machinekamer in gaat. De gehoorbescherming hangt in de ingang en dat is voldoende. Dus een doosje met oordopjes op het nachtkastje moet voldoende zijn. 

Het is natuurlijk niet zo dat wij maar oplossingen blijven bedenken totdat er een in de CCR kraam te pas komt. De CCR heeft zich in de nesten gewerkt door met onmogelijke eisen te komen, men wil dat niet toegeven vanwege gezichtsverlies. Wij hebben suggesties gedaan hoe zaken min of meer werkbaar zouden kunnen worden, als men daar niets van wil weten dan is dat een besluit van de Nederlandse delegatie en de CCR zelf.

Naschrift

Dat er ook nu weer in het OTNB gesuggereerd wordt dat we hier weer blij mee moeten zijn want “die 10% van de omzet kan zomaar een hoger getal worden”, of “je moet oppassen dat je niet in je eigen voet schiet als je hier tegenin gaat want voor je het weet is iedereen aan de beurt” vinden wij inmiddels wel erg herkenbaar in de onaflatende stroom van dit soort verkapte bedreigingen (het kan nog veel erger) of opmerkingen waaruit blijkt dat we eigenlijk maar “dankbaar” moeten zijn dat men ons behoedt voor nog meer rampspoed. Deze opmerkingen gaan voorbij aan werkelijke argumenten. Het hoogst haalbare is niet genoeg als het onwerkbaar is.

Steeds opnieuw vaststellend, dat het Ministerie er kennelijk geen probleem in ziet, een koude sanering af te roepen over de hele categorie schepen tot 1500 ton, zouden alle binnenvaartvertegenwoordigers beter één duidelijke lijn trekken op basis van deze en soortgelijke principiële discussies, dan te reageren op basis van een belangenafweging (zoals nu lijkt te gebeuren), welk kind er dan maar aan de wolven geofferd moet worden. De rest van de tekst van Drs. P. is bekend…

De ASV vindt dat we, ook gezien in het kader van de aangenomen moties en daarmee de wil van de Kamer van behoud van de diversiteit van de binnenvaartvloot, met elkaar ervoor in zouden moeten staan dat deze kaalslag niet plaatsvindt. Dat haar enige medestander op dit moment  in deze Nautilus lijkt te zijn is een veeg teken. Wij vragen daarom dringend aan CBRB, BLN-Schuttevaer en  de vereniging van Waterbouwers hierbij samen met ons op te trekken. Graag zien we de reactie van de Vereniging van Waterbouwers hierop op korte termijn tegemoet.

 Namens het bestuur en denktank van de ASV

 Met vriendelijke groet,

Sunniva Fluitsma