Voor en door schippers
Categoriën
Sociale Media

Het binnen Nederland aan de orde stellen van deze problematiek (1)

Bij overleggen met de Rijnvaartcommissarissen , OTNB  (overleg Nautiek techniek Binnenvaart)

2017: ASV zet “Overgangstermijnen bestaande vloot” wederom op de agenda

  • Moties CCR nog steeds niet uitgevoerd
  • CCR handelt in strijd met eigen uitgangspunten
  • ASV vraagt CCR invulling te geven aan: “oog te hebben voor de situatie van de kleinste schepen”.

De ASV zal op het OTNB overleg van 19 juni 2017 aandacht vragen voor het volgende:

Het zal niemand ontgaan dat de vloot kleine schepen zienderogen aan het verminderen is en de diversiteit van de vloot sterk aangetast wordt. De ASV vraagt de Nederlandse delegatie de CCR te wijzen op de eigen handelswijze en uitgangspunten en op korte termijn het beleid te herzien.

Achtergrondsituatie

De wijze waarop op dit moment de overgangsregeling wordt uitgevoerd is gebaseerd op het rapport “schepen van de toekomst” uit 2001. Iedere 5 jaar zou een soortgelijk rapport worden gemaakt. Dat is echter nooit gebeurd. Dat betekent dat het rapport niet is geëvalueerd of de zaken zoals aangenomen in dit rapport, en van waaruit vergaande consequenties volgen, blijken te kloppen. Inmiddels is overtuigend bewezen dat een aantal aannames niet kloppen en dat de CCR (CESNI) daaruit lering moet trekken en beleid moet aanpassen omdat haar handelen deze sector schaadt.

Zo schrijft de CCR in het rapport (blz 24):

Ondanks een continue vernieuwing van (grote)delen van het schip blijft het geregistreerd onder de datum van de oorspronkelijke kiellegging. De overgangsvoorschriften dragen in hun huidige opzet zo bij tot een zekere conservering van de oudere segmenten van de vloot. Een aanzienlijk deel van de vloot zal aldus buiten het regime van de nieuwe voorschriften blijven of eerst na verloop van tijd daaraan onderworpen zijn.Tenslotte is de vraag in hoeverre de voortzetting van deze traditie de maatschappelijk gewenste en marktconforme ontwikkeling van de Rijn- en binnenvaart in de weg staat.

ASV: hierbij zien we dat de duurzaamheid van de schepen niet gewenst werd bij de CCR. Argumenten als veiligheid of milieu liggen niet aan het besluit ten grondslag. Het is louter een economisch argument, en inmiddels achterhaald aangezien aantoonbaar de bestaande kleinere schepen niet worden vervangen door nieuwere kleinere schepen maar door vervoer over de weg.

CCR rapport “schepen van de toekomst”:

In een context, waarin zowel de diversiteit van de scheepvaart, als de intensiteit van het verkeer significant groeit, maar de specificiteit van het vakmanschap met betrekking tot de

binnenvaart op veel plaatsen afneemt, lijkt eerder behoefte te bestaan aan strikte, misschien zelfs stringentere normen, dan aan ver doorgevoerde nuanceringen of uitzonderingssituaties.

ASV: hierbij zien we de voorgenomen uitvoering waarbij de duurzame schepen regels opgelegd krijgen waar men aantoonbaar (Duits rapport van een jaar ervoor) niet aan kan voldoen. Het leidt tot een bewuste koude sanering van bestaande kleinere schepen die niet kunnen worden vervangen door nieuwe kleinere schepen maar door vervoer over de weg.

CCR rapport “schepen van de toekomst”:

In verband met de concurrentiepositie van de binnenvaart is eerder behoefte aan een stimulering van nieuwbouw, dan aan conservering van de bestaande vloot. Een snelle integratie van nieuwe technologie draagt ertoe bij dat de levenscyclus van de schepen en de uitrusting verkort wordt, waardoor sneller op een gewijzigde vraag uit de markt gereageerd kan worden.

ASV: hierbij zien we de misrekening van de CCR. Men wist dat het technisch niet mogelijk was en economisch niet haalbaar (Duitse rapport) om kleine schepen nieuw te bouwen. Schepen kunnen dus niet sneller op een gewijzigde vraag uit de markt reageren, het is nu wel aangetoond dat die reactie van de markt alleen bestaat uit het verdwijnen van een essentieel deel van de vloot en daarmee wordt de belangrijke diversiteit van de binnenvaartvloot aangetast. Het leidt tot een bewuste koude sanering van bestaande kleinere schepen die niet kunnen worden vervangen door nieuwe kleine schepen maar door vervoer over de weg.

En de concurrentiepositie die de CCR wil versterken is juist aangetast want schepen moeten in zoveel investeren dat daarmee oneerlijke concurrentie ontstaat t.o.v. het vervoer over de weg die dat op die manier niet hoeft te doen.

CCR rapport “schepen van de toekomst”:

Bij het saneren van de bestaande situatie ware te vermijden dat bepaalde vlootsegmenten naar verhouding zwaarder getroffen worden dan andere.

Daarom dienen criteria als evenwichtigheid en proportionaliteit (met betrekking tot de verhouding tussen een grotere veiligheid en vereiste inspanning) mede uitgangspunt te zijn van te treffen maatregelen en hun uitwerkingen.

ASV: Inmiddels mag het toch wel duidelijk zijn dat bepaalde segmenten van de vloot wel extra zwaar getroffen worden. Kijk naar de diverse moties in de Tweede Kamer die aangenomen zijn en wijzen op de onhaalbaarheid van deze eisen voor de kleinere (in ieder geval tot 86 meter) schepen.

Hierbij zien we alweer de misrekening van de CCR want men wist toen al dat het technisch niet mogelijk was en economisch niet haalbaar (Duitse rapport) om kleinere schepen nieuw te bouwen volgens bestaande nieuwbouweisen.

Criteria als evenwichtigheid en proportionaliteit (met betrekking tot de verhouding tussen een grotere veiligheid en vereiste inspanning) blijken NIET mede uitgangspunt te zijn van te treffen maatregelen en hun uitwerkingen. Er zijn nu genoeg jaren overheen gegaan om dit tot iedereen door te laten dringen.

Dat betekent dat de CCR indachtig haar eigen rapport terug moet naar de regelgeving zoals die was: alleen nieuwbouweisen bij om- ver- of nieuwbouw voor het restant van de vloot kleinere schepen, en een werkbare hardheidsclausule voor alle schepen.

Naar aanleiding van de motie Smaling/Jacobi heeft Nederland de overgangsbepalingen in december vorig jaar nogmaals aan de orde gesteld in de CCR. In het verslag van het Comité PRE wordt daarover het volgende gezegd:

2.4.    Moratorium voor de technische voorschriften van het ROSR

          PRE (16) 38 – Mdlng. NL.

Naar aanleiding van een mededeling van de NEDERLANDSE DELEGATIE, geven de DELEGATIES te kennen dat zij, enigszins verrast, kennis hebben genomen van de motie in het Nederlandse parlement die tot doel heeft om voor schepen tot 86 meter lengte te bereiken dat de eisen van de CCR uitsluitend van toepassing zijn op nieuw gebouwde schepen, verbouwingen of aanpassingen. De DELEGATIES wijzen erop dat een dergelijke benadering de veiligheid niet ten goede komt en leidt tot een ongelijke behandeling van scheepseigenaren. Zij zijn geen voorstander van het voorgestelde moratorium, maar geven te kennen oog te hebben voor de situatie van de kleinste schepen.

De Nederlandse delegatie deelt de ASV mee dat men niet de indruk heeft dat deze informatie het standpunt van de andere delegaties zal doen veranderen. Sterker nog: als Nederland nu weer in de CCR over de overgangsbepalingen begint, zal dat tegen Nederland kunnen gaan werken, niet alleen bij het moratorium, maar wellicht ook op andere dossiers, is de argumentatie.

Oftewel, de Nederlandse delegatie is niet van plan dit aan de orde te stellen en laat daarmee de vloot kleine schepen verdwijnen. 

De ASV is bijzonder ontevreden met dit antwoord en verwacht ook van de andere bonden een sterke reactie wat dit betreft. Ook zij hebben leden die dit aangaat.

Bovendien zou de ASV op korte termijn een invulling willen hebben van de uitspraak van de CCR betreffende “….maar geven te kennen oog te hebben voor de situatie van de kleinste schepen”

Aan mooie woorden hebben we tenslotte niets

Het rapport K+V

Conclusie: het is de optelsom van al die eisen die het zo onmogelijk maakt om te voldoen