Page 11 - ASV_Nieuwsbrief_dec_2021.pdf
P. 11
ESO notitie Reservefonds
Het Europese reservefonds voor de binnenvaart
Historie en ontwikkelingen
De binnenvaart heeft nog een pot met geld, het zogenaamde reservefonds. Vaak wordt het ook het “sloopfonds” genoemd. Wat is
dat voor een fonds? Waar komt het geld vandaan? En van wie is het geld eigenlijk? Om daarover duidelijkheid te geven, moeten we
eerst terug in de tijd.
Midden jaren 80 van de vorige eeuw verkeerde de Europese binnenvaart in een linke crisis. De vloot was sterk verouderd, de toe-
komstverwachtingen waren niet best en er was een grote overcapaciteit in met name de kleinere tonnages.
Na eerdere nationale sloopregelingen is in 1989 een start gemaakt met de Europese saneringsregeling die bestond uit (1) een
sloopregeling en (2 “oud voo nieuw”-regeling. Opzet van de regeling wa oude en overbodige scheepsruimte uit de markt halen
doo eigenaren daarvoo een sloopuitkering te geven en doo middel van een heing op nieuwbouw ongebreidelde uitbreiding te
voorkomen. zijn in de periode 1989 1998 verschillende sloopronde geweest. Het geld voo de sloopuitkeringen werd bijeenge-
bracht doo (1 een sloopbijdrage van de actief varenden, (2 de “oud voo nieuw”-boete die doo onderneme i betaald die nieuwe
schepen in de vaart brachten en (3 een bijdrage van de EU en betrokken Lidstaten.
De sloopuitkering, de “oud voo nieuw“-heing en de sloopbijdrage waren gebaseerd op de tonnage van het schip. Hierbij werd het
principe van gelijkwaardige tonnage gehanteerd. Gemiddeld genomen heeft een groot schip een hogere omloopsnelheid en daar-
mee een grote capaciteitsbeslag dan een klein schip. Bijvoorbeeld: van 1500 naa 600 ton daalde de facto gelijkwaardige tonnage
van 100 naa 70 procent. De hoogte van de sloopbijdrage werd vastgesteld doo de so van de sloopuitkeringen (verminderd met
eventuele “oud voo nieuw en overheidsbijdragen te delen doo de totale tonnage van de actieve vloot. Du stel dat e 100 miljoen
aan sloopuitkeringen moest worden gedaan en de actieve vloot bedroeg nog 10 miljoen ton dan wa de sloopbijdrage gemiddeld 10
euro pe ton. Gemiddeld want afhankelij van de vlootsamenstelling kon dat bijvoorbeeld 12 euro pe ton voo een schip van 1500
ton zijn en 8,40 voo een schip van 600 ton.
De secto heeft voo een lin deel zijn eigen sanering betaald en daarvan uiteraard oo geproiteerd. Na de laatste sloopronde in
1998 wa de vloot van droge lading verminderd van 10,6 miljoen ton naa 8,6 en tankvaart van 2 naa 1,6 miljoen ton.
De wettelijke basi voo de structurele sanering van de binnenvaart werd gevormd doo Verordening (EEG 1101/1989. Deze veror-
dening had een werkingsduur van 10 jaar en daaruit blijkt al dat de sanering bedoeld was als tijdelijke maatregel. Politiek was er (ook
toen al) geen draagvlak voor een permanent capaciteitsbeleid.
Er is destijds lang gesteggeld of VO 1101/89 een vervolg moest krijgen of niet. Uiteindelijk is begin 1999 een compromis gevonden
in Verordening (EG) 718/1999.
De essentie van deze verordening is geleidelijke afbouw van de “oud voor nieuw”-regeling naar nul (geen heing meer op nieuwbouw)
en uitsluitend mogelijke activering van (capaciteits)maatregelen bij een ernstige verstoring van de markt. VO 718/1999 verplichtte de
lidstaten een reservefonds op te richten met drie afzonderlijke rekeningen voor droge lading, tankvaart en duwboten (artikel 3 lid 1, 2
en 3). In dat fonds moesten de gelden komen van:
1. Eventuele overschotten van de inanciële bijdragen van de binnenvaart aan de saneringsacties georganiseerd onder de (oude)
VO 1101/89 (sloopbijdragen en oud-voor-nieuw). Naar schatting was dat overschot uit de periode vóór april 1999 circa 6 à 7
miljoen euro. Men heeft destijds nog overwogen dat terug te “geven”. Maar vanwege de hoge uitvoeringskosten, de geringe
bedragen per begunstigde en het verdelingsvraagstuk (wie heeft recht op wat) is dat niet gebeurd.
2. “Oud voor nieuw”-bijdragen vanaf april 1999. Deze bijdragen zijn geheven tot 29 april 2003. Daarna mocht dat volgens de ver-
ordening niet meer. Overigens had de ondernemer die een nieuwbouwschip liet bouwen ook toen de keus tussen oude tonnage
inleveren voor de sloop of betalen aan het fonds. Sommigen hebben betaald, andere hebben schepen gekocht en laten slopen.
Een combinatie kwam ook voor.
3. Eventuele bijdragen (overheid, bedrijfsleven) in het kader van een ernstige verstoring van de markt. Die bijdragen zijn er niet
geweest. Het is immers ook in 2009 niet gekomen tot een erkenning van de crisis in de binnenvaart.
Beschikbare bedragen in de verschillende nationale fondsen
11